Een arbeidsovereenkomst omvatte onder meer een non-concurrentiebeding, een relatiebeding en een geheimhoudingsbeding. Op overtreding van deze bedingen stond een boete, die in een afzonderlijke bepaling was opgenomen. De arbeidsovereenkomst werd beëindigd door een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. In deze overeenkomst stond dat de verplichtingen uit het non-concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding onverminderd van kracht bleven. De boetebepaling werd niet overgenomen en evenmin werd naar de boetebepaling verwezen. Wel bevatte de vaststellingsovereenkomst de bepaling dat alles was besproken en onderhandeld en dat partijen over en weer uit de arbeidsovereenkomst niets meer van elkaar te vorderen hadden, behoudens de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat in de vaststellingsovereenkomst aan de overtreding van het non-concurrentie of het relatiebeding geen boete was verbonden. In de vaststellingsovereenkomst werd de boete niet expliciet genoemd. Evenmin was gesteld of gebleken dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst over het boetebeding hebben gesproken. Dat zij met hun afspraken over het concurrentiebeding ook doelden op het boetebeding was niet aannemelijk. De kantonrechter vond van belang dat in de arbeidsovereenkomst de boete niet in dezelfde bepaling was opgenomen als de afspraken over concurrerende werkzaamheden en het benaderen van relaties.