Al op Prinsjesdag 2015 heeft het kabinet aangekondigd maatregelen te willen treffen om de uitvoering van het belastingstelsel te vereenvoudigen. In dat kader vervalt de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in de inkomstenbelasting. In plaats daarvan komt er een niet-fiscale regeling met een beperkter budget.
De huidige regeling voor monumentenpanden stelt de particuliere eigenaar van een rijksmonument in staat om de kosten van onderhoud daarvan in aftrek te brengen als persoonsgebonden aftrekpost. Dat kost per jaar ongeveer € 57 miljoen. Het voorstel is om deze regeling per 1 januari 2017 te beëindigen. De reden hiervoor is dat het lastig is om de besteding van de met de regeling gemoeide middelen te beïnvloeden. Daar komt bij dat de hoogte van het fiscale voordeel van de aftrek afhankelijk is van het inkomen van de eigenaar van het monument: hoe hoger het inkomen, des te groter het fiscale voordeel. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat 20% van de aanvragers 80% van de aftrek geniet. Omdat de beëindiging van de fiscale aftrek per 2017 kan leiden tot financieringsproblemen voor eigenaren die langlopende financiële verplichtingen zijn aangegaan komt er een overgangsregeling voor de jaren 2017 en 2018. Deze overgangsregeling wordt onderdeel van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Met ingang van 2019 zal het budget dat voor de overgangsregeling beschikbaar is worden gebruikt voor een nieuw financieringsstelsel voor monumentenzorg.