De premies voor een lijfrenteverzekering zijn onder voorwaarden aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Daar staat tegenover dat de uitkeringen uit de lijfrente te zijner tijd belast zijn. Bij de afkoop van een lijfrenteverzekering wordt de ontvangen afkoopsom belast. Het gaat dus niet alleen om een correctie van de eerder in aftrek gebrachte premies, maar ook om het op de inleg behaalde rendement. Daarnaast wordt bij afkoop revisierente in rekening gebracht. Het berekenen van revisierente is een vorm van boete op afkoop. De revisierente bedraagt 20% van de waarde in het economisch verkeer van de lijfrenteverzekering. Doorgaans is deze waarde gelijk aan de ontvangen afkoopsom. Onder omstandigheden moet ook nog belastingrente worden betaald, zelfs over de revisierente. Dat laatste is volgens een uitspraak van de rechtbank toegestaan. De berekening van revisierente en belastingrente kan tot gevolg hebben dat meer dan het behaalde rendement op de inleg moet worden betaald, zelfs zonder rekening te houden met de over het rendement verschuldigde inkomstenbelasting.
Een voorbeeld uit de praktijk maakt dat duidelijk. De afkoopsom van een lijfrenteverzekering bedroeg € 11.525. Aan premies was betaald een totaal van € 9.041. Het rendement op de inleg was € 2.484. De revisierente bedroeg 20% van € 11.525, dus € 2.305. Omdat de aanslag inkomstenbelasting en de beschikking revisierente pas enkele jaren later werden vastgesteld, werd daarbij belastingrente berekend. Over de revisierente bracht de inspecteur € 199 belastingrente in rekening. Het totaal van revisie- en belastingrente kwam daarmee uit op € 2.504. Dat was al € 20 meer dan het behaalde rendement op de inleg. Over het rendement moest ook nog inkomstenbelasting worden betaald.
De rechtbank wees in dit geval het beroep van de belanghebbende af. De belanghebbende vond het in rekening brengen van revisierente van 20% onbillijk en onrechtvaardig. De rechtbank wees dat af omdat de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mag beoordelen. Ook mag de rechtbank niet uit coulance afwijken van de juiste wetstoepassing. Alleen de staatssecretaris van Financiën is op grond van de zogenaamde hardheidsclausule daartoe bevoegd. Ten aanzien van de berekening van belastingrente over de revisierente leidt de rechtbank uit de wetsgeschiedenis af dat dit volgens de bedoeling van de wetgever is. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de bepalingen uit de belastingwet die gelden voor de belastingaanslag op de beschikking revisierente bevat de wet volgens de rechtbank ook een materiële grondslag voor het berekenen van belastingrente over de revisierente.