De standaardbijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak is per 1 januari 2017 verlaagd van 25% naar 22%. Op grond van overgangsrecht geldt voor auto’s met een datum van eerste toelating van uiterlijk 31 december 2016 ook na 1 januari 2017 een bijtelling van 25%. Over de vraag of de overgangsregeling een verboden vorm van ongelijke behandeling is of een inbreuk op het recht van ongestoord genot van eigendom is een procedure aanhangig bij de Hoge Raad. De Advocaat-generaal (A-G)bij de Hoge Raad heeft een conclusie aan deze zaak gewijd.
Eerder in de procedure heeft de rechtbank geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel door de overgangsregeling niet is geschonden. De wetgever had redelijke gronden voor de invoering van de overgangsregeling. Auto’s zijn zuiniger geworden en de overgangsregeling komt volgens de rechtbank de uitvoerbaarheid van de regeling ten goede. Evenmin is sprake van een ongeoorloofde inbreuk op het ongestoorde genot van eigendom. De wetgever heeft een grote beoordelingsvrijheid bij de keuze om al dan niet een overgangsregeling in te stellen. De regering heeft meerdere gronden aangevoerd om de keuze voor de overgangsregeling te onderbouwen. Dat de regeling elke redelijke grond mist blijkt volgens de A-G niet uit het door de werknemer aangevoerde.
Het mislopen van het voordeel van een lagere bijtelling kan volgens de A-G niet als een buitensporige last worden aangemerkt. De conclusie van de A-G strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.