De algemene heffingskorting bevat een inkomstenbelasting- en een premiecomponent. De verschuldigde premie voor de volksverzekeringen wordt verminderd met de voor de premieplichtige toepasselijke heffingskorting. De premieplicht eindigt bij vertrek uit Nederland. Het premiedeel van de heffingskorting wordt in het jaar van vertrek uit Nederland naar tijdsgelang van de periode van premieplicht berekend. Wie niet premieplichtig is, heeft geen recht op het premiedeel van de heffingskorting.
Het Hof van Justitie EU heeft op vragen van de Hoge Raad geantwoord dat de toekenning naar tijdsgelang niet in strijd is met het Europese recht. De vragen werden gesteld in de procedure van een Poolse vrouw die in het eerste halfjaar van 2013 in Nederland woonde en werkte. Daarna vertrok zij naar Polen. In de rest van het jaar 2013 heeft de vrouw geen betaalde arbeid verricht.
De Hoge Raad wilde weten of een werknemer die zijn volledige jaarinkomen heeft verworven in een land waar hij niet meer woont, niet recht zou moeten hebben op het volledige premiedeel van de heffingskorting ondanks het einde van de verzekeringsplicht in de loop van het jaar. Dat is dus niet het geval. Na beantwoording van de vragen door het Hof van Justitie EU heeft de Hoge Raad de zaak afgedaan. De klacht van de Poolse vrouw, dat de algemene heffingskorting aan haar moet worden toegekend zonder toepassing van de tijdsevenredige vermindering van het premiedeel, is ongegrond verklaard.