De Successiewet bepaalt dat een goed dat iemand van de erflater heeft verkregen wordt geacht krachtens erfrecht door overlijden te zijn verkregen als de erflater tot zijn overlijden het genot heeft gehad van een vruchtgebruik van dat goed. De erflater wordt geacht een genot van een vruchtgebruik te hebben gehad als hij niet jaarlijks ten minste 6% van de waarde van het goed aan de verkrijger heeft betaald. Een juridisch recht van vruchtgebruik is niet vereist, een vruchtgebruik in economische zin is voldoende.
Volgens Hof Den Haag is ook van een fictieve erfrechtelijke verkrijging sprake als de erflater niet het volledige recht van gebruik en bewoning heeft voorbehouden. De casus was als volgt. Moeder verkocht haar woning aan haar inwonende dochter. Na de overdracht van de woning bleef moeder in het huis wonen zonder daarvoor een vergoeding te betalen aan haar dochter. De koopsom voor de woning is door moeder kwijtgescholden. Voor toepassing van de fictiebepaling is niet vereist dat de erflater een volledig vruchtgebruik heeft gehad tot zijn overlijden. Dat moeder bij de verkoop van de woning aan haar dochter het woongenot heeft behouden zonder daarvoor een vergoeding te betalen viel volgens het hof af te leiden uit het taxatierapport waarop de koopprijs is gebaseerd. Die lag lager dan de WOZ-waarde van de woning.
De koopsom voor de woning kwam niet in mindering op de fictieve erfrechtelijke verkrijging, omdat deze was omgezet in een lening, die vervolgens is kwijtgescholden. Voor de Successiewet geldt dat niet als door de verkrijger opgeofferde waarde.