Een schenking, die wordt gedaan binnen 180 dagen voor het overlijden van de schenker, wordt aangemerkt als een erfrechtelijke verkrijging. De achtergrond van de wetsbepaling is te voorkomen dat met het doen van schenkingen in het zicht van het overlijden belastingvoordelen worden behaald. De te betalen erfbelasting wordt verminderd met de betaalde schenkbelasting.
De vraag in een procedure was of die vermindering moet worden berekend in de verhouding van het geschonken bedrag tot de totale erfrechtelijke verkrijging of dat het werkelijk betaalde bedrag aan schenkbelasting in mindering komt. De rechtbank vond de door de inspecteur gehanteerde wijze van vermindering met een evenredig deel van de totale erfbelasting niet onjuist. In hoger beroep kwam Hof Arnhem-Leeuwarden tot een ander oordeel dan de rechtbank. Volgens het hof is de tekst van het wetsartikel duidelijk en niet voor twijfel vatbaar. Vermindering met het gehele bedrag aan schenkbelasting is ook niet in strijd met doel en strekking van de wetsbepaling. Desondanks kwam niet het gehele bedrag aan betaalde schenkbelasting in aanmerking. De erfgenaam had in het kalenderjaar voor het overlijden van de erflater twee schenkingen ontvangen, die voor de berekening van de schenkbelasting waren samengeteld. De eerste schenking was echter buiten de 180-dagentermijn gedaan. De belasting, die op deze schenking betrekking had, kwam niet voor verrekening in aanmerking.