De Successiewet bevat een bijzondere regeling voor de overdracht van ondernemingsvermogen. Deze zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling geldt ook voor aandelen in een vennootschap die bij de schenker of de erflater tot een aanmerkelijk belang behoren. De regeling houdt in dat de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen is vrijgesteld tot een bedrag van ruim € 1,1 miljoen. Voor zover de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op aandelen is beperkt tot de waarde van de door de vennootschap gedreven objectieve onderneming. Dat kan ook een gedeelte van een onderneming zijn. De vennootschap dient in het geval van schenking van aandelen de onderneming gedurende vijf jaar voorafgaand aan de schenking te hebben gedreven.
Volgens de Hoge Raad zijn in de parlementaire geschiedenis van de bedrijfsopvolgingsregeling geen aanknopingspunten te vinden voor de aanname dat de wetgever het begrip ‘gedeelte van een onderneming’ anders heeft willen uitleggen dan voor de heffing van inkomstenbelasting. Uit jurisprudentie voor de inkomstenbelasting volgt dat daarmee wordt bedoeld een evenredig deel van een objectieve onderneming, zoals een firma- of maatschapsaandeel, of een gedeelte dat een zekere zelfstandigheid bezit en naar zijn aard een zelfstandig bedrijf kan vormen.
Voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling is niet van belang hoe het vermogen van die onderneming in de loop van de tijd aan zijn samenstelling ten tijde van de verkrijging is geraakt. Er hoeft niet te worden onderzocht of en in hoeverre in het ondernemingsvermogen gedeelten van ondernemingen zijn te onderscheiden. De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling wordt niet verhinderd door de omstandigheid dat een deel van het ondernemingsvermogen is verkregen in de vijf jaar voorafgaande aan de verkrijging, ook niet als dat deel destijds een zelfstandige onderneming was. De Hoge Raad heeft een andersluidende uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland vernietigd. De rechtbank had vastgesteld dat de verkregen onderneming was opgegaan in de onderneming die de vennootschap al langer dan vijf jaar dreef.
De Hoge Raad merkt op dat de uitkomst anders kan zijn als de vennootschap waarvan aandelen worden geschonken meerdere objectieve ondernemingen drijft. Wanneer een van die ondernemingen binnen vijf jaar voor de schenking is verkregen, dan geldt de bedrijfsopvolgingsregeling voor dat gedeelte van het ondernemingsvermogen niet.